Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting. Hmm. Betekent dat dat ik mag zeggen dat ik vind dat een trol als Luuk Koelman dood moet? Betekent dat dan dat ik mag zeggen dat ik vind dat we voor zulke lui de good old guillotine weer moeten invoeren? En ja, zelfs dat ik zou
Volgens allerlei mensen in onze samenleving is het antwoord op mijn bovenstaande vragen: ja! Want ik vind het dan immers en ik mag vinden wat ik wil! Soit! Maar mag ik ook zeggen wat ik vind? Want daar gaat namelijk het woord "meningsuiting" over. Strikt genomen zou ik dat dan mogen zeggen, want we leven in een vrij land, een parlementaire democratische successiemonarchie; het vrije westen. Dat vrije westen begint alleen zo langzamerhand op het wilde westen te lijken: zint iets je niet, dan trek je gewoon een Colt 45 en schiet je er lekker op los! Eerst schieten, dan praten!
Natuurlijk zou ik nu een betoog kunnen gaan houden over hoe we zo met zijn allen zijn afgegleden, want afgegleden zijn we. En dat ga ik doen ook. Een korte dan. Als ik de meningen in de eerste alinea ook daadwerkelijk zou ventileren, ben ik natuurlijk geen haar beter dan Luuk Koelman, en toch vind ik wel oprecht dat die man geen maatschappelijke poot meer heeft om op te staan. Datzelfde vind ik overigens ook van Mariska Orban, al heeft zij dan met die walgelijke column niets van doen.
Het wordt tijd, echt tijd, dat het maatschappelijk debat eens gevoerd zou gaan worden over datgene wat acceptabel kan worden geacht in die vrije meningsuiting. Naast rechten staan ook plichten! En tegenover het recht om maar te mogen zeggen wat je wil, staat de plicht om je fatsoenlijk te gedragen. En retorisch is er naast het recht om je mening te uiten de plicht om je mening te voorzien van argumenten die inhoudelijk recht evenredig zijn aan de inhoud van je mening. Dat is wat op scholen geleerd zou moeten worden. In de lessen Levensbeschouwelijke Vorming en Maatschappijleer wordt hier al jaren aandacht aan besteedt, maar de overheid heeft bepaald dat dat vakken achter de komma zijn. Vakken die wel gegeven worden, binnen het curriculum horen, maar voor de rest volslagen onbelangrijk zijn. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de gymnastieklessen. Juist die lessen waar men in hoge mate tot competitie wordt gedreven. Winnen ten koste van de ander.
Ik heb echt niet de illusie dat randdebielen als Luuk Koelman (en Mariska Orbán) en natuurlijk vele andere volwassenen in Nederland nog tot inzicht te praten zijn, maar we kunnen wel een begin maken voor de toekomst door vakken als Levensbeschouwelijke Vorming en Maatschappijleer als belangrijkste vakken te noteren op elke middelbare school in Nederland. Dus: Van Wijk, Visser en Wigmans, grote bazen van respectievelijk Het Ashram College, Scala College en Groene Hart Lyceum: ligt hier een mooie uitdaging of ligt hier een mooie uitdaging?